HET VERBOND MET DAVID
Na de dood van Jakob en zijn
twaalf zonen in Egypte groeiden hun kinderen in ongeveer tweeëneenkwart eeuw
uit tot een volk van waarschijnlijk tussen de twee en vier miljoen zielen.
Zij werden echter slaven:
Exodus 1:6
"En Jozef stierf, benevens al zijn broeders en dat gehele geslacht. 7 De
Israëlieten nu waren vruchtbaar en breidden zich snel uit; zij
vermenigvuldigden zich en werden uitermate talrijk, zodat het land met hen
vervuld werd. 8 Toen kwam er een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet
gekend had. 9 Deze nu zeide tot zijn volk: Zie, het volk der Israëlieten
is groter en talrijker dan wij. 10 Welnu, laten wij met beleid tegen hen
optreden, opdat zij zich niet vermenigvuldigen en zich, als wij in oorlog komen,
bij onze tegenstanders aansluiten, tegen ons strijden en uit het land
wegtrekken. 11 Daarom stelde men opzichters van herendiensten over hen aan
om hen door de hun opgelegde dwangarbeid te onderdrukken: zij moesten voor
Farao voorraadsteden bouwen, Pitom en Raamses. 12 Maar hoemeer men hen
onderdrukte, des te meer vermenigvuldigden zij zich en breidden zij zich uit,
zodat men bevreesd werd voor de Israëlieten. 13 Toen lieten de Egyptenaren
de Israëlieten onder mishandeling werken; 14 ja, zij maakten hun het leven
bitter door harde slavenarbeid met leem en tichelstenen en door allerlei arbeid
op het veld. Alle werk, waartoe zij hen onder mishandeling als slaven
gebruikten."
Vervolgens riep God Mozes en leidde hem op een bijzondere manier op om
deze kinderen van Israël uit de slavernij te leiden die hun in Egypte was ten
deel gevallen.
Toen zij de berg Sinaï bereikt hadden, sloot God met hen een verbond, waarbij
zij te midden van de koninkrijken der wereld als een natie, Gods natie, werden gevestigd. Hun regering was theocratisch, waarbij zowel de
civiele als de geestelijke wetgeving rechtstreeks van God kwam. God zelf was
hun Koning en Hij bestuurde hen door richters.
De eerste koning van Israëls was God
God was Israëls enige Koning! De staat Israël was Gods Gemeente. In Handelingen 7:38 wordt ons gezegd dat de Israëlieten de gemeente in de woestijn vormden. Het woord 'vergadering', dat in het gehele Oude Testament wordt gebruikt, heeft precies dezelfde betekenis als het woord 'gemeente' in het Nieuwe Testament. Israël had dus meer dan één stelsel van wetten. God gaf Israël een regering die tweeledig van vorm was.
1) De vergadering, of gemeente, kreeg rituele wetten: dieroffers, spijs- en drankoffers, vleselijke of fysieke verordeningen.
2) Maar Israël bezat tevens een civiele regering; hiervoor stelde God civiele ambtenaren aan met civiele wetten: statuten en rechtspraak. De grote centrale wet code, de basis voor zowel religie als de civiele overheid, de allesomvattende geestelijke wet code, werd gevormd door de Tien Geboden. Deze werden door God rechtstreeks tot de gehele vergadering gesproken en met Gods eigen vinger in stenen tafelen geschreven.
Gedurende verscheidene
generaties nadat zij Egypte hadden verlaten, was God hun Koning! De geschiedenis
hiervan is te vinden in de boeken van Mozes, Jozua en Richteren. Elke stam
behield zijn zelfstandigheid, maar samen vormden zij één natie, min of meer
zoals de Verenigde Staten één natie zijn, samengesteld uit verschillende
staten.
Elke stam bezat zijn eigen land of district. De Levieten werden de
priesterstam, die zich over alle andere stammen verspreidde en die geen erfgoed
in het land had en (behalve een aantal steden) geen eigen grondgebied. Om dit
te compenseren werden de kinderen van Jozef in twee stammen, Efraïm en Manasse verdeeld. Hierdoor bleven er, naast de Levieten, die
onder alle stammen verspreid waren, twaalf
onderscheiden en aparte stammen bestaan, elk met een eigen grondgebied of
provincie.
Gedurende al deze jaren bleven het eerstgeboorterecht
en de scepter binnen
de natie als geheel, waarbij het eerstgeboorterecht
uiteraard via de stammen Efraïm en Manasse werd doorgegeven en de scepter via Juda.
De natie was Ontevreden met God
De Israëlieten waren menselijk, evenals u en ik. Voortdurend mopperden en klaagden zij. Hun vleselijke gezindheid was, evenals de gezindheid van de mens van vandaag, vijandig tegenover God en Zijn wetten.
Romeinen 8:7 "Daarom dat het bedenken des
vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet;
want het kan ook niet. Al spoedig werden zij er ontevreden over dat God hun Koning was en zij
eisten een mens als koning, zoals in de heidense landen om hen heen.
Vandaag is het ook zo. Wij willen als de niet-christenen om ons heen zijn, in
plaats van ons nauwgezet aan de wegen van God te onderwerpen, zoals ons in Zijn
Woord wordt geïnstrueerd! De menselijke natuur is altijd dezelfde geweest.
Romeinen 3:10-18 "Niemand is rechtvaardig, ook niet een, 11 er is niemand, die verstandig is, niemand, die God ernstig zoekt; 12 allen zijn afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die doet wat goed is, zelfs niet een . 13 Hun keel is een open graf, met hun tong plegen zij bedrog, addergif is onder hun lippen; 14 hun mond is van vloek en bitterheid vol; 15 Snel zijn hun voeten om bloed te vergieten , 16 verwoesting en ellende zijn op hun wegen, 17 en de weg des vredes kennen zij niet.18 De vreze Gods staat hun niet voor ogen."
Toen de oudsten van Israël bij Samuël kwamen om een mens als koning te eisen,
stond dit Samuël, hun profeet, vanzelfsprekend niet aan. Maar de Eeuwige zei: 1 Samuel 8:7 "De Here zeide
tot Samuel: Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet u
hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over
hen zou zijn. 8 Juist zoals zij gedaan hebben van de dag af, toen Ik hen uit
Egypte leidde, tot op de huidige dag, dat zij Mij hebben verlaten en andere
goden gediend, zo doen zij nu ook tegen u. 9 Nu dan, luister naar hen, maar
waarschuw hen ernstig en zeg hun aan, hoe het optreden zal zijn van de koning
die over hen regeren zal."
Saul was hun eerste menselijke koning. Hij weigerde echter God te
gehoorzamen en werd uiteindelijk verworpen. Hij sneuvelde in een veldslag. Zijn
enige overlevende zoon, Isboseth, werd na een regeringsperiode van slechts twee
jaar gedood (2
Samuel 2:10). Isboseth regeerde echter nooit over Juda. Met deze
korte regeerperiode over een deel van Israël kwam er een einde aan Saul's
dynastie. Dit is de wijze waarop God hem verwierp. Zijn dynastie werd afgekapt!
Davids dynastie bestaat voor eeuwig
Saul werd opgevolgd door David. David zat op de troon van de Eeuwige.
David werd opgevolgd door zijn zoon Salomo, die eveneens op de troon van de
Eeuwige zat.
1 Kronieken 29:23 "En Salomo zette zich op de troon des Heren als
koning in de plaats van zijn vader David, en hij was voorspoedig, zodat geheel
Israël hem gehoorzaamde."
2 Kronieken 9:8 "Geprezen zij de Here, uw God, die zulk een
welgevallen aan u [Salomo]
had, dat Hij u op zijn troon gezet heeft ..."
Hier vestigen we op nog een bijzonder punt de
aandacht. Vóór Saul was God Koning over Israël. Deze menselijke koningen zaten
op de troon van de Eeuwige. De Eeuwige, de "Here", is Jezus
Christus die bij de Vader was voordat de wereld bestond.
Johannes 17:5 "En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was. "
Johannes 1:1-2, 14 "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God; 14 Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeboren des Vaders, vol van genade en waarheid".
Jezus is zowel de "wortel"
van als het "(na)geslacht"
van David (Openbaring
22:16). Daar Hij de "wortel" is, was de troon van Hem
voordat David was geboren. David zat slechts op de troon van God. Daar Jezus
Davids wettige, fysieke Zoon was, zal deze zelfde troon Hem eens te meer door
erfrecht toekomen, zodat Hij Davids dynastie kan voortzetten. Wanneer Christus
naar de aarde terugkeert, zal Hij op Davids troon in dubbel opzicht recht
hebben!
Toen David koning was, sloot God met hem een eeuwigdurend verbond,
zonder voorwaarden, een verbond dat God niet kan en niet wil verbreken! Dit
verbond wekt meer verbazing en wordt nog minder begrepen, dan het
onvoorwaardelijke verbond met Abraham! Want dit is een uiterst belangrijke
schakel in het doel en de opdracht van Christus, een belangrijke sleutel tot
Bijbels begrip!2 Samuel 23:1 "Dit
zijn de laatste woorden van David: Spreuk van David, de zoon van Isai, en
spreuk van de man die hoog geplaatst is, de gezalfde van Jakobs God, de
liefelijke in Israëls lofzangen."
Vers 5 "Maar niet alzo mijn huis bij God! Toch heeft Hij
mij een eeuwig verbond gegeven,
geordend in alles en verzekerd."
Met andere woorden, een verbond dat eeuwig zal
voortduren en niet kan falen!. God deed David deze verbondsbelofte in
een tijd dat David erg bezorgd was over de Ark van het Verbond, die in een tent
verbleef. David wilde in Jeruzalem een grote tempel bouwen.
2 Samuel 7:4
"Maar in die nacht kwam het woord des Heren tot Natan: 5 Ga, spreek tot
mijn knecht, tot David: Zo zegt de Here: zoudt gij voor Mij een huis bouwen om
in te wonen?"
Vers 12-16 Wanneer uw dagen vervuld zijn en gij bij uw vaderen te ruste zijt gegaan, dan zal Ik uw nakomeling, uw eigen zoon, na u doen optreden, en Ik zal zijn koningschap bevestigen. 13 Die zal mijn naam een huis bouwen, en Ik zal zijn koninklijke troon voor altijd bevestigen. 14 Ik zal hem tot een vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn. Wanneer hij ongerechtigheid bedrijft, zal Ik hem tuchtigen met een roede der mensen en met slagen der mensenkinderen. 15 Maar mijn goedertierenheid zal van hem niet wijken, zoals Ik haar heb doen wijken van Saul, die Ik voor uw aangezicht heb weggedaan. 16 Uw huis en uw koningschap zullen voor immer bestendig zijn voor uw aangezicht, uw troon zal vast staan voor altijd.
1) Davids troon werd opgericht en bevestigd met Salomo, de zoon van David.
2) De troon, Davids troon (vers 16), werd voor eeuwig in Salomo bevestigd (vers 13). Merk op dat hier nergens staat dat God, wanneer Christus komt, de troon in Hem voor altijd zal bevestigen. Er staat dat de troon voor eeuwig in Salomo zou worden bevestigd.
3) Wat zou er gebeuren indien Salomo of de Israëlieten niet gehoorzaamden? Zou daardoor het verbond vervallen? In vers 14-15 staat duidelijk dat God hen, als zij ongerechtigheid bedrijven, zal tuchtigen met een roede der mensen, maar Hij zal dit verbond niet verbreken. De troon zal voor altijd blijven bestaan!
4) Let er in het bijzonder op dat God, in het geval van ongehoorzaamheid, de troon niet zal wegnemen zoals Hij die van Saul wegnam. Hoe nam Hij de troon van Saul weg? Door aan Sauls dynastie een einde te maken! Van Saul zat geen enkele zoon ooit op de troon. De dynastie van Salomo zal echter nooit eindigen. De straf op ongehoorzaamheid is kastijding door de handen van mensen.
5) God bevestigde dus definitief deze troon met David en met Salomo. Als nu Davids troon zou ophouden te bestaan, al was het maar voor de tijd van één generatie, zou er dan nog wel sprake van kunnen zijn dat God hem voor altijd had bevestigd, zoals God hier beloofde?
Dit is een feit dat als vele feiten in de Bijbel heel weinig bekend is!
De Almachtige God sloot met David een absoluut bindend Verbond, waarbij Hij onvoorwaardelijk garandeerde dat er
vanaf dat tijdstip nooit één enkele generatie zou zijn waarin er geen
afstammeling van David op Davids troon zou zitten als een ononderbroken
dynastie, regerend over Israëlieten! Dit is de belofte van een
gegarandeerde, permanente, ononderbroken dynastie, gedurende alle generaties en
voor eeuwig.
Dit is moeilijk te geloven! Toch is dit precies wat God beloofde en garandeerde!
Er waren geen voorwaarden. Wat er ook zou gebeuren, niets kon het
verhinderen. De zonden van het volk
zouden er geen verandering in kunnen brengen. De belofte stond
onveranderlijk vast!
Maar waar is die troon vandaag?
De Bijbelse geschiedenis geeft het verslag van een reeks koningen, allen
afstammelingen van David, in een ononderbroken dynastie tot en met koning Zedekia.
In het jaar 585 v. Chr. werd deze,
als laatste vermelde koning die ooit op deze troon zat, door de legers van koning
Nebukadnezar van Babylon gevangengenomen; zijn ogen werden uitgestoken, hij
werd naar Babylon gebracht en stierf daar in een kerker!
Bovendien werden al zijn zonen gedood! Alle edelen van Juda, voor zover zij
niet al in de gevangenis zaten of niet al als slaven in Babylon vertoefden,
werden gedood, zodat er niemand over bleef om op de troon van David plaats te
nemen! De Chaldeeën verwoestten Jeruzalem, verbrandden de Tempel en de Koninklijke
paleizen en voerden de Joden als slaven naar Babylon.
Er bestaat geen enkel verslag van enige over Juda regerende koning van
de lijn van David vanaf die tijd tot nu toe. Alleen de lijn van Joachim tot
Jezus overleefde de Babylonische ballingschap. Jezus was dus een afstammeling
van David.
Sommigen echter zullen zeggen dat deze troon vandaag in Christus is bevestigd.
Maar Christus heeft deze troon nog niet overgenomen! Hij beschreef zichzelf als
een edelman (Lukas
19:12) die naar een ver land (de hemel) trok om een Koninkrijk te
ontvangen en die, na het ontvangen van het recht op het Koninkrijk, zou
terugkeren. Jezus Christus zal pas op de troon van David plaatsnemen
na Zijn wederkomst. Dit is nog toekomst!
Maar hoe staat het met de bijna 600 jaar tussen koning Zedekia en de geboorte van Christus? Wie regeerden er toen over de Israëlieten en zaten gedurende die generaties op Davids troon? Als het antwoord luidt: niemand, dan moeten wij concluderen dat God Zijn Woord heeft gebroken, of de Bijbel is niet juist!
Het antwoord vormt een mysterie dat verbazingwekkender is dan enig
fictief verhaal! Stap voor stap wordt het door de Bijbel onthuld.
Maar anderen zullen wijzen op de uitdrukking: "Ik zal bevestigen" (2 Samuel 7:13)
en concluderen dat God mogelijk bedoelde dat Hij die troon bij de wederkomst
van Christus voor eeuwig zou bevestigen. Ook dit is echter niet juist. Want
van wie zou Christus Davids troon moeten overnemen als die troon al eeuwen niet
meer bestond? Maar God beloofde duidelijk dat Hij de troon in Salomo zou
bevestigen: "En Ik zal zijn(Salomo's)Koninklijke
troon voor immer bevestigen."
God sprak hier niet over een bevestiging van de troon pas vele eeuwen later in
Christus, bij diens wederkomst. Er wordt verwezen naar Salomo, niet naar
Christus, want God zei: "Wanneer hij ongerechtigheid bedrijft,
zal Ik hem tuchtigen" (2 Samuel 7:14).
2 Kronieken 13:4 "Toen ging Abia staan op de berg Semaraim,
in het gebergte van Efraïm, en zeide: Hoort naar mij, Jerobeam en geheel
Israël! 5 Is het u niet bekend, dat de Here, de God van Israël, het koningschap
over Israël voor altijd aan
David gegeven heeft, aan hem en
aan zijn zonen, een zoutverbond?"
Een 'zoutverbond' is een permanent verbond. Dit toont aan dat de bevestiging
van de troon op dat moment in het verleden lag! God gaf dit koningschap
aan David en zijn zonen, niet aan zijn Zoon, Christus,
maar aan zijn zonen, meervoud, voor altijd. Bevestigd voor alle generaties.
Psalmen 89:3-4 "Met mijn uitverkorene heb Ik een verbond gesloten, aan mijn
knecht David heb Ik gezworen: 4 Voor altoos zal Ik uw nakroost (dynastie) bevestigen, en uw troon bouwen van geslacht tot geslacht. "
Deze troon, die voor eeuwig was bevestigd, zou dus van geslacht
tot geslacht worden opgebouwd. God heeft deze troon bevestigd, te
beginnen met David en Salomo. Wij hebben hiervan een verslag over een aantal
generaties - tot en met koning Zedekia en het jaar 585 v. Chr.
De troon werd voor alle generaties bevestigd, onafgebroken, permanent, voor
eeuwig! De uitdrukking "van geslacht tot
geslacht" moet ook de generaties vanaf Zedekia tot aan de
geboorte van Christus insluiten. Wie hebben er dan tijdens die generaties op de
troon gezeten?
Christus zit momenteel niet op deze troon, maar op de troon van de Almachtige
God in de hemel (Openbaring 3:21).
Hoe staat het dus met de huidige generatie? Waar is er een
afstammeling van David die vandaag na een ononderbroken lijn van koningen op de
troon van David zit en over Israëlieten regeert?Vers 28-29 "Voor altoos zal Ik jegens hem mijn goedertierenheid
bewaren en mijn verbond zal voor hem vast blijven; 29 zijn nakroost (dynastie, Davids nageslacht) zal Ik voor immer doen
voortbestaan, en zijn troon als de dagen des hemels."
De zonen van Davids zouden koning zijn. David was van de stam
Juda, de bezitter van de scepterbelofte, en niet van de belofte van
het eerstgeboorterecht. Zijn "nakroost" is daarom de Koninklijke lijn. Letterlijk betekent het dus zijn dynastie,
zijn lijn van elkaar opvolgende zonen.
Nu wij gezien hebben dat zijn troon gedurende alle generaties is blijven
voortbestaan, zoals de dagen des hemels, bekijken wij het volgende vers:
Vers 30-37 "Indien zijn zonen mijn wet verlaten, en niet
naar mijn verordeningen wandelen; 31 indien zij mijn inzettingen ontwijden, en
mijn geboden niet onderhouden, 32 dan zal Ik hun overtreding met de roede
bezoeken, en hun ongerechtigheid met plagen; 33 maar mijn goedertierenheid
zal Ik hem niet onthouden, mijn trouw zal Ik niet verloochenen, 34 mijn verbond
zal Ik niet ontwijden (verbreken)],
noch veranderen wat over mijn lippen gekomen is. 35 Eenmaal heb Ik bij mijn
heiligheid gezworen: Hoe zou Ik tegenover David liegen! 36 Zijn nakroost (dynastie) zal voor altoos bestaan, zijn troon zal
als de zon voor mij zijn; 37 als de maan zal hij voor altoos vaststaan, en de
getuige aan de hemel is getrouw."
Hier wordt gesproken over de generaties die
ongehoorzaam zijn en Gods wet verzaken. Sommigen excuseren hun onvermogen om
deze troon op te sporen met te zeggen dat het verbond voorwaardelijk was,
dat het verbond werd verbroken, omdat de Israëlieten God ongehoorzaam waren.
Maar wat zegt de Almachtige? Als de kinderen niet gehoorzamen en de wet
overtreden, zullen zij voor hun overtreding worden gestraft. Maar niet
door het verbreken van Gods onvoorwaardelijke verbond met David!
Sommigen zeggen dat Christus de troon overnam. Maar dat is niet juist. Hij werd
gekruisigd, weer opgewekt en voer op naar de hemel. Hij zal spoedig komen
om als Koning der koningen en Heer der Heren op die troon plaats te nemen. Maar
hoe zou Jezus Christus, als Hij naar de aarde terugkeert, een troon kunnen
overnemen en erop plaatsnemen als deze allang daarvoor was opgehouden te
bestaan?
Zal Christus een niet-bestaande troon bestijgen?
Indien de troon van David met Zedekia was opgehouden, dan bestaat hij vandaag niet. En als hij niet bestaat, hoe moet Christus dan op een niet-bestaande troon plaatsnemen?
Lukas 1:31 "En
zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus
geven. 32 Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de
Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven."En, omdat hij door alle generaties zou blijven bestaan, hoe staat het dan met de vele
generaties tussen Zedekia en de geboorte van Christus?
Het uiterst belangrijke feit dat
de verheerlijkte Koning der Koningen zal komen om op een bestaande troonplaats te nemen, wordt
voorts bevestigd door de profeet Jeremia.In
het 33e hoofdstuk staat een
profetie over gebeurtenissen die zullen plaatsvinden ten tijde van Christus'
komst in opperste macht en glorie! In de tijd dat deze profetie werd
opgeschreven zat de profeet in Jeruzalem gevangen. De legers van Babylon
voerden de Joden in gevangenschap weg.
Jeremia 33:3
"Roep tot Mij en Ik zal u antwoorden en u grote, ondoorgrondelijke dingen
verkondigen, waarvan gij niet weet. 4 Want, zo zegt de Here, de God van Israël,
aangaande de huizen dezer stad en de huizen van de koningen van Juda, die
afgebroken zijn voor de wallen en voor het zwaard."
Jeremia wist dat in Jeruzalem de huizen van de koningen werden verwoest,
dat de troon van David uit Jeruzalem werd verwijderd. Zoals later zal worden aangetoond was hij Gods
werktuig in het ontwortelen van de troon uit Jeruzalem. God openbaart hem nu
een geruststellend feit. In deze eindtijd zal de troon van David opnieuw in
Jeruzalem worden geplant. God stelt nu de profeet gerust met de mededeling dat
de troon tot die tijd zonder
onderbreking over Israëlieten zou heersen. Het zal steeds dezelfde onafgebroken dynastie zijn. De Messias zal op een
bestaande troon plaatsnemen!
Hier volgt de profetie van wat er zal gebeuren bij Christus' glorierijke komst
om te regeren:
Vers 14 "Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren,
dat Ik het goede woord in vervulling zal doen gaan, dat Ik over het huis van
Israël en het huis van Juda gesproken heb."
Let er goed op dat deze belofte van Davids permanente dynastie zowel aan het Huis Israël als aan het Huis Juda is
gedaan. Sinds de verdeling in twee naties was die troon niet met Israël
verbonden, alleen met Juda. Maar de belofte die bij Christus' komst zal worden
vervuld, verbindt de troon zowel met Israël als met Juda!Vers 15 "In
die dagen en te dien tijde zal Ik aan David een Spruit der gerechtigheid (de Messias) doen ontspruiten, die naar recht en
gerechtigheid in het land zal handelen."
Dit gaat over de heerschappij van Christus als Koning der koningen.
Jezus, Zijn fysieke geboorte, een afstammeling van David (Romeinen 1:3), was de
rechtvaardige Spruit, of
tak van David.Vers 16 "In
die dagen zal Juda verlost worden en Jeruzalem veilig wonen, en zo zal men het
noemen: De Here onze gerechtigheid. 17 Want zo zegt de Here: Nimmer zal
het David ontbreken aan een man, die op de troon van het huis Israëls gezeten
is."
Let wel! Er staat niet dat het David uiteindelijk, na meer dan 2500 jaar, niet aan iemand op de
troon zal ontbreken. Er staat dat het David nimmer, op geen enkel tijdstip, door alle generaties heen, zal
ontbreken aan een afstammeling die op zijn troon zal zitten!
En over wie zal deze regeren?
Niet over Juda! Lees het in uw eigen Bijbel! Gedurende deze ruim 2500
jaar zal het David niet ontbreken aan iemand "op de troon van het
huis Israëls", niet het huis van Juda!
Toen God deze profetie aan Jeremia
openbaarde, werd de troon uit Juda ontworteld. Gedurende meer dan 2500 jaar tot
aan Christus' wederkomst zou het de troon van het Huis Israël zijn!
Na de komst van Christus om te regeren zal Israël klaarblijkelijk opnieuw
slachtoffers, brandoffers en spijsoffers brengen. In Ezechiël's profetie vanaf
het 40e hoofdstuk tot het einde van zijn boek, een profetie over de
periode na Christus' komst, worden deze offeranden genoemd.
Jeremia 33:18 "en de levitische priesters zal het
nimmer ontbreken voor mijn aangezicht aan een man die brandoffers offert,
spijsoffers ontsteekt en slachtoffers brengt al de dagen."
Hier staat niet dat zij al die jaren voorafgaande
aan Christus komst voortdurend offers brengen. Andere teksten tonen duidelijk
aan dat er na het offer van Christus zelf door christenen geen offers
zouden worden gebracht en ook de Joden brachten na de verwoesting van de Tempel
in 70 n. Chr. geen offers meer. Maar al
eerder aangehaalde profetieën tonen wel duidelijk aan dat Davids nakomelingen
gedurende alle generaties, te beginnen met Salomo, op Davids troon zouden
zitten en regeren.
Vele Levieten bleven ongetwijfeld bij de Tien Stammen, al bleven er
velen zoals wij weten, bij de Joden. Omdat zij die bij de Tien Stammen bleven hun
identiteit verloren, is het zeer goed mogelijk dat vele, zo niet de
meeste van de geroepen ware dienaren van Jezus Christus in de loop der eeuwen
van de stam Levi zijn geweest.
Vers 20
"Zo zegt de Here: Indien gij mijn verbond aangaande de dag en de nacht
kunt verbreken, zodat er geen dag en nacht meer zou zijn op hun tijd, 21
dan zal ook mijn verbond met mijn knecht David verbroken worden, dat hij geen
zoon meer hebben zal, die koning is op zijn troon ..."
Wat de mensen zeggen!
Vers 24 "Hebt gij niet gemerkt, wat dit volk
spreekt: De twee geslachten, die de Here verkoren heeft, heeft Hij verworpen?
En mijn volk verachten zij, alsof het in hun ogen geen volk meer is".
Dit zeggen de mensen inderdaad, zoals werd geprofeteerd! Zij zeggen dat de Joden
onder vele, zo niet onder alle naties werden verspreid, verstrooid als enkelingen, en niet langer een volk
zijn met een eigen regering! En de Tien Stammen zijn 'verloren', of bestaan
niet langer, of ze zijn een deel van de verspreid wonende individuele Joden!
Zelfs de Joden zelf zeggen dit en de wereld zegt het! Maar wat zegt God?
Vers 25 "Zo zegt de Here: Indien Ik mijn verbond aangaande de dag en de nacht, de verordeningen van hemel en aarde, niet heb vastgesteld, 26 dan zal Ik ook het nakroost van Jakob en mijn knecht David verwerpen, dat Ik uit zijn nazaten geen heersers neem over het nageslacht van Abraham, Isaäk en Jakob, want Ik zal een keer brengen in hun lot en Mij over hen ontfermen."
De test over Bijbelse waarheid!
Dat zijn straffe woorden! Tenzij u deze oude aarde kunt beletten om haar
as te draaien, tenzij u de zon en de maan en de sterren van de hemel kunt
verwijderen, aldus de Almachtige, kunt u Hem niet beletten om onafgebroken,
gedurende alle generaties, voor eeuwig, vanaf de tijd van David en
Salomo, Zijn verbond te houden en ervoor te zorgen dat er in een ononderbroken
dynastie een afstammeling van David op deze troon zit! Deze hoeft niet
noodzakelijkerwijs over het gehele Huis Israël, of over de Joden te
regeren, maar minstens over een aantal van hen, dat groot genoeg is om een
natie te vormen.
Dit kan niet worden uitgelegd als zou het betekenen dat er geen
permanente troon zou zijn, of dat dit alleen van toepassing is op het "ene
zaad" - Christus - die uiteindelijk zal komen om te regeren. Let erop dat
er heel uitdrukkelijk staat: "... dat Ik
uit zijn nazaten geen heersers (meer
dan één) neem over Israëlieten."
Dit betreft vele heersers. Het gaat hier niet over één Heerser die komt om
plaats te nemen op een troon die meer dan 2500 jaar daarvoor al is opgehouden
te bestaan.
De verbondsbelofte aan David is ondubbelzinnig en definitief. Ofwel is zijn
dynastie blijven bestaan en bestaat vandaag nog, regerend over het Huis Israël
(niet alleen over de Joden), of Gods Woord faalt!
Herinnert u opnieuw de belofte van de scepter, die deze lijn van koningen
omvat, tot deze uitmondt in CHRISTUS
bij Zijn wederkomst.
Genesis 49:10"De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo (Christus) komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn"
- Is de troon wel opgehouden te bestaan?
- Is de scepter wel van Juda geweken?
- Of bestaat hij vandaag, zoals God zo bindend heeft beloofd, zodat Christus, als Hij komt, een functionerende, permanente troon kan overnemen en bestijgen?